Page 7 - NW-UM0011-Concerto-C-majorViolin-Orchestra
P. 7

In de cadens voor de soloviool heb ik bewust gebruik gemaakt van Beethovens eigen cadens, die afgedrukt staat in het Kafka
                         6
               Schetsboek  en gebaseerd is op het hoofdthema uit het concertfragment. Ook al staat de cadens in G, het materiaal is afkomstig uit
               het concert. De cadens is ook bewust kort gehouden, geheel in de lijn van het eerste deel en niet zo uitgebreid als in eerdere
               bewerkingen waar de cadens als het ware boven het eerste deel uitsteeg en geen naadloos geheel vormde met het materiaal van
               het concert. Beethoven schrijft hoorns in C voor en gaat op sommige plekken behoorlijk hoog. Ik heb getracht het gebruik van deze
               instrumenten logisch toe te passen in mijn voltooiing. Hier en daar hebben de hoorns zelfs een solo gekregen, in overeenstemming
               met de stijl en mogelijkheden van de toenmalige instrumenten. Beethoven schreef in andere composities soms lastige hoge passages
               voor de hoorns, o.a. in het Sextet Opus 81B uit 1794-1795. Bijzonder is de verdeling van de altviolen in twee afzonderlijke partijen,
               die we bij Beethoven niet vaak tegenkomen. Vooral in de latere werken schrijft de componist hier en daar een onderverdeling van
               de alten voor; nog afgezien van de strijkkwintetten en het fragment Hess 40 uit 1817, bijvoorbeeld in de Missa Solemnis Opus 123
               en in de Symfonie Nr.9 Opus 125. We zien de opsplitsing van altpartijen bij vroegere componisten wel vaker voorkomen en wellicht
               heeft Beethoven zich daar in kunnen vinden. Aangezien het originele concertfragment twee altpartijen kent, heb ik deze schrijfwijze
               in de voltooiing gerespecteerd. Het op twee balken schrijven van de hoboꞌs is door Beethoven geautoriseerd en om die reden
               doorgevoerd in het hele eerste deel.

               Tot slot wil ik nog wijzen op nog een fascinerend aspect in vergelijking tot een ander bekende compositie van Beethoven. Het is
               namelijk opvallend dat het hoofdthema uit dit vioolconcert veel gelijkenis vertoont met het hoofdthema uit de Symfonie Nr.1 Opus
               21. Beide zijn geschreven in de zelfde toonsoort, C. Er is eveneens sprake van een marsritme en het thema kent een soortgelijke
               opbouw. Het geeft voor mij aan dat de jonge Beethoven in deze genres geïnspireerd met het materiaal gewerkt moet hebben, op
               zoek naar de juiste zeggingskracht. Dit weerspiegelt het ontwikkelingsproces dat hij in die jaren doormaakte. Hopelijk zal mijn
               gecompleteerde versie, die met deze uitgave verschijnt, een gerespecteerde bijdrage vormen in de rijke vioolliteratuur. Het is mijn
               wens dat het fragment minder een rol als wetenschappelijk studieobject zal gaan vervullen, maar dat het als voltooide compositie
               een plaats zal krijgen die het verdient, namelijk op de concertpodia.



               Cees Nieuwenhuizen
























































               6  Autograph miscellany from circa 1786 to 1799, British Museum, additional manuscript 29801, ff. 39-162, The
                  Kafka Sketchbook, London 1970
                                                                        IV
   2   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12