Page 10 - UM0038-pianotrio-F-major-Beethoven
P. 10

dezelfde wijze uitgewerkt. Opvallend is in beide gevallen de doorwerking: in de pianosonate komt het motief telkens terug
               in de doorwerking van het marsthema, sectie B, en in het pianotrio wordt het nog verder uitgewerkt in de doorwerking
               maar heeft het ook al een groot aandeel in het hoofdthema van de expositie. De overeenkomsten zijn evident. De inleiding,
               Poco sostenuto, is door de componist vrijwel volledig uitgeschreven. De frasering en dynamiek ontbreken, maar zijn door
               mij toegevoegd, waarbij ik rekening hield met Beethovens late stijl. Het motiefje dat we ook veelvuldig terugvinden in de
               mars uit de Pianosonate No.28 in A Opus 101 komt hier voor het eerst voor in maat 14, 15 en 16, alsmede in maat 20, 21
               en 22. Dit kleine motief wordt vanaf maat 45 uitgewerkt tot een marsmelodie die uiteindelijk leidt tot het hoofdthema van
               het Allegro con brio. Deze noten zijn door de componist volledig uitgeschreven. Ook het verloop tot aan de overgangszin
               van maat 72 zijn door Beethoven geschetst, ofschoon hier en daar noten ontbraken in de pianopartij. Vanaf maat 73 wordt
               het notenbeeld minder uitgewerkt, de componist schrijft nu alleen het meest noodzakelijke op. Het tweede thema heeft de
               componist uitgeschreven, maar de meeste harmonieën zijn door mij aangevuld, waarbij ik steeds vergelijkingen maak met
               andere kamermuziekwerken uit dezelfde periode. Vanaf maat 93 schrijft Beethoven alleen de strijkerspartijen uit en moet
               de piano voor een groot deel worden aangevuld. In maat 136 volgt dan de herhaling van de expositie. Dit baseerde ik op
               deze maat omdat duidelijk wordt aangegeven dat hier naar het begin van het Allegro con brio moet worden gegaan. De
               doorwerking komt voor een deel uit de andere schetsboeken, waarbij het soms heel onduidelijk was wat voor de sonate in
               A was bedoeld of toch voor het pianotrio. Opvallend is dat Beethoven het kleine motief dat we in maat 14 voor het eerst
               tegenkomen, hier in de doorwerking tot grote hoogte uitwerkt. Hier klinkt duidelijk de late Beethoven die we kennen van
               de late pianosonaten en de nog latere strijkkwartetten. In maat 190 zien we dat de componist lange noten schrijft in de
               strijkersstemmen die zeer goed harmoniëren met het marsthema van de inleiding. Het leek mij muzikaal verantwoord en
               ook stijlzuiver om het op deze plek terug te laten keren als opmaat tot de reprise, gelijk zoals Beethoven het ook deed vlak
               voor het Allegro con brio. Nu volgt de reprise waarbij ik het hoofdthema iets inkort. De reden van deze ingreep heeft te
               maken met het feit dat we deze techniek vaker zien bij de late Beethoven. Overigens zien we dit ook bij Franz Schubert.
               De componist heeft in de doorwerking het motiefje zo vaak toegepast dat het als reprisethema eigenlijk overbodig is
               geworden. Zo gaat de doorwerking naadloos over in de reprise waarbij ik alle noten van de componist gebruik, echter nu
               volgens de regels van de klassieke sonatevorm waarbij het tweede thema via As gr.t. uiteindelijk in f kl.t. klinkt. Het lastigste
               moment is bij reconstructies altijd het coda. Het mocht niet te lang worden maar moest wel voldoen aan de juiste sfeer en
               drama. Ik vond het wel een fraaie gedachte om na het vele geweld zo klein mogelijk te eindigen in klank en uitdrukking
               en schreef het coda vanaf maat 272 erbij, gebaseerd op het motief van het hoofdthema en uit maat 14. Dit zou prachtig
               aansluiten bij het tweede deel, dat waarschijnlijk in Des zou hebben gestaan. Van dit tweede deel en ook de overige delen
               drie en vier zijn er vrijwel geen schetsen bewaard gebleven, maar aan de hand van het omvangrijke eerste deel kunnen
               we concluderen dat Beethoven met dit pianotrio het Pianotrio No.7 in Bes Opus 97 had willen overtreffen zowel in omvang
               als in klankbeeld. Ik denk dat het nieuwe pianotrio ook als eendelig werk een prachtige aanvulling is op het toch al rijke
               pianotrio-oeuvre van de componist.

               Cees Nieuwenhuizen

































                                                                    VI
   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15