Page 7 - UM0027-Concerto in A major for piano and orchestra
P. 7
zou gaan komen. Slordigheid of niet, de gesuggereerde toonsoort D komt wel degelijk als een mineur frase in de schets naar boven
en dit kan geen toeval zijn.
Na transcriptie in een duidelijk leesbaar handschrift werd mij meer duidelijk over de muzikale vorm. Het gaat om een rondo-vorm
waarbij de piano telkens het hoofdmotief solo inzet. Door onderzoek te doen naar de vroege versie van het Pianoconcert No.2 in Bes
3
Opus 19, het overgeleverde fragment van een vioolconcert uit de periode 1790-1792 en concerten van andere componisten kon ik
de structuur en sfeer verder bepalen. De pianopartij verdiende noodzakelijkerwijs veel aandacht: juiste harmonieën zijn toegevoegd,
evenals dynamische tekens en fraseringsbogen. Verder is rekening gehouden met de omvang van de toenmalige pianoforte en is
een cadens op de juiste plek ingevoegd. In die tijd was de cadens nog de plek in de compositie waar de solist vrijelijk mocht
improviseren, hoewel Beethoven later de cadensen steeds meer uitschreef.
Beethoven geeft duidelijk aan dat het stuk met solopiano begint. De sfeer doet daarin sterk denken aan het Pianoconcert No.3 in c
Opus 37. Het gereconstrueerde deel zou dus gezien kunnen worden als een voorloper van het langzame deel uit dit derde concert.
Waarom Beethoven de schets nooit meer gebruikt heeft, is onbekend, maar misschien heeft hij wel degelijk deze schets in zijn
gehoor gehad bij het schrijven van het largo uit het Pianoconcert No.3 in c Opus 37.
Met hierboven genoemde drijfveren en gespannen verlangen ben ik de uitdaging aangegaan het Adagio in D voor piano en orkest
op basis van Beethovens schetsen te reconstrueren. Bij dergelijke initiatieven is het belangrijk een respectvolle houding ten opzichte
van het gegeven materiaal aan te nemen. Daarnaast dien je als componist rekenschap te geven van het eigen kunnen en in
scheppende zin een stapje terug te doen, ten dienste van het idee van Beethoven.
Voorliggende reconstructie stelt het grote publiek niet alleen in staat zich zelf een beeld te vormen van Beethovens ontwikkeling,
maar reikt een suggestie aan door met spaarzaam toegevoegd materiaal, rekening houdend met de ontwikkelingsperiode van de
jonge Beethoven, zijn authentieke idee te presenteren als voltooid tweede deel. Met deze inspanning is het stuk voor het publiek
toegankelijk gemaakt en kan iedereen, vakgenoten en andere liefhebbers, zich zelf een oordeel vormen. Ik heb niet de pretentie een
verloren gewaand meesterwerk opgedoken te hebben, maar plaats het idee van Beethoven met deze voltooiing op een logische
chronologische plek op de lijn van zijn muzikale ontwikkeling.
Ik heb veel genoegen beleefd aan het werken met het originele materiaal van de jonge Beethoven; je kruipt in zijn huid en hoopt
een reflectie van het prille genie op te vangen, zodat wanneer de muziek spreekt, het verhaal uit één mond verteld lijkt te worden.
Ik realiseer me dat het voor een deel toch ook mijn verhaal is geworden. Desondanks voldoet het eindresultaat aan mijn verwachting
en vind ik het verantwoord dit onbekende Adagio in D aan de wereld te laten horen.
Cees Nieuwenhuizen, 2005
3 Zoals Mozart, Haydn, Nicolas Mehul en Ludwig August Lebrun
VI